mediteren

Mediteren is een woord

Mediteren is een woord.
Maar als jij zegt ‘ik mediteer’, dan weet ik niet wat je bedoelt.
Ik weet zelfs niet wat ik er zelf mee bedoel als ik zeg ‘ik mediteer’.
Gisteren bij voorbeeld.
Ik heb gemediteerd.
Maar onder de paraplu van die uitspraak: wat heb ik gedaan?
Ik zat.
Op een stoel.
Ik zat redelijk rechtop.
Ik zat niet muisstil.
Ik was tamelijk beweeglijk.
Er me van bewust dat ik vroeger dacht dat dat niet goed was, dat mediteren beter was als je je lijf stil liet zitten.
Beseffend dat ik dat niet meer geloof.
Dat het beter is dat ik beweeg.
Ik zocht regelmatig het ademen op met mijn bewustzijn.
Maar het was niet mijn ambitie om een hoog percentage te scoren van adem-aandacht.
Dat is anders geweest.
Ik wou vooral wat waken.
Het gaat om wachten en waken, niet om grijpen en begrijpen.
Ton Lathouwers
Waken bij wat er leefde aan onbehaaglijkheden, ongemakkelijke sferen of energieën of levensvormen.
(Hoe moet je zoiets noemen?)
Waken in de zin van er met mijn kop en lijf en hart bij proberen zijn.
Ik ben er aan begonnen vanuit een soort zorg.
Zorg voor dat stuk leven dat een mens ‘mezelf’ noemt.
Ik was gaan intuïtie-voelen dat het goed zou zijn om een beetje te waken bij mezelf.
Dat ik beter niet verder bleef rondlopen in een steeds meer opgespleten toestand: onbehaaglijke ervaring aan de ene kant en daar willen aan ontsnappen aan de andere kant.
Iets verkrampt.
Dus: erbij gaan waken.
Als ik me tezeer ging focussen op het ademen, dan zou dat gaan dienen als ontsnapping.
Ik heb af en toe opzettelijk gedacht aan iets om het onbehaaglijke terug wat leven in te blazen.
En even af en toe andere dingen onderzocht.
Zoals een inademing.
Een uitademing.
Het geluid van een voorbij rijdende auto.
Iets bekeken.
Iets bewogen.
Als je heel stil probeert te zitten, dan is er een kans dat er een soort indommelen plaats gaat vinden.
De stress die gecreëerd wordt door de dwang-tot-stilzitten, het organisme dat je bent zoekt dan ev een uitweg, denk ik.
Een soort verdoving.
Ik wou het niet ingewikkeld maken.
De hele tijd proberen inzoomen op het onbehaaglijke, dat is het ook niet.
Dat wordt dan iets anders dan waken.
Het moet een beetje heen en weer gaan.
Nu wat meer het onbehaaglijke.
Dan wat het andere.
Soms vergeet je het onbehaaglijke.
Dan is het er weer.
Dat is een goed proces.
Waken.
Dat was het belangrijkste.
Johan Van de Putte