mediteren

Mediteren is mixen

Het mediteren dat ik doe is een soort mixen, of het toelaten van een soort mixen.
Er is dát waar ik met opzet op focus, zoals een bewustzijn van ademhalingservaringen of van lijfelijke gewaarwordingen (bv door licht te bewegen).
Dat is 1.
En dan is er alles wat daartussen, daardoor, eroverheen, in de plaats komt, wat je net kan opmerken omdat je die eerste focus probeert te nemen (wat – als het goed gaat – steeds opnieuw mislukt).
(Mediteren is dan ook steeds ‘ook mislukken’.)
Dat is 2.
Dat ‘daartussen, daardoor, eroverheen, in de plaats’, dat merk ik dan op.
Ik ga er niet te lang op door.
Opnieuw naar de focus.
Altijd opnieuw.
Dat is 1.
En steeds even opnieuw al dat andere dat zich laat ervaren.
Dat is 2.
Dat andere, dat is van het leven.
Van mij.
(van dat wat ik ‘mij’ noem)
(maar wat bedoelt een mens daar eigenlijk mee, ‘mij’, want veel daarvan voelt ook vreemd genoeg aan om het ‘iets anders dan mij’ te kunnen noemen)
Een sfeer.
Een gedachte.
(dat wat we een ‘gedachte’ noemen)
(maar wat voor radicaal verschillende gebeurtenissen en verschijnselen en rampen en hallucinaties en uitstortingen worden ‘gedachte’ genoemd!?)
Een of andere werkelijkheid.
Het is 2.
Tijdens dat mediteren raakt dat mij aan.
Ik raak het aan met een beetje bewustzijn of tasten.
Weer naar iets ademachtig. Lichaam.
Proberen me erop af te stemmen.
Dat goed proberen doen.
Het vraagt een zekere moeite.
Opdat dat andere kan opgemerkt en aangeraakt kan worden.
Opdat dat me kan aanraken.
Dat is het mixen.
Het ene.
Het andere.
Proberen niet gevangen te geraken in een ‘het goed proberen doen’.
Me bevrijden wanneer ik door krijg dat ik ‘het goed probeer te doen.’
Ik herinner me dan soms aan dit: het gaat erom het wat proberen uithouden met mezelf.
(wat ‘mezelf’ ook is)
Het proberen uithouden met het leven zoals het zich die minuten voordoet, op mijn stoel, op mijn kussen.
Ik word er geen beter mens van.
Maar er is iets oké aan.
Johan Van de Putte